Niet ik
Yolanda Entius fragment| in de pers | interviews
 

omslag Niet ik

In het voorjaar van 2021 zag Niet ik het licht. Het is een intieme, persoonlijke, roman over een onbeantwoorde liefde.

Als jong meisje was Lena ervan overtuigd dat het leven als ze het ouderlijk huis verlaten had, mooier, warmer, beter zou zijn; dat moest haast wel. Maar eenmaal op kamers komt haar nieuwe leven nauwelijks van de grond. Ook op de Toneelschool wil ze maar geen vleugels krijgen. Acteurs blijken niet leuker of beter dan gewone mensen, mensen zoals zij. Maar dan maakt Dimitri zijn entree. Hij is alles wat zij niet is – flamboyant, onbekommerd, schaamteloos, bourgondisch – en bijna twee keer zo oud als zij. Als een ganzenkuiken wordt ze door hem aangetrokken en raakt verstrikt in een kat-en-muisspel met alsmaar wisselende regels. Wat volgt is een liefde die alle rationaliteit tart, een liefde die zich niet laat ontleden, en waar Lena maar geen kloppend verhaal van kan maken. Tot ze – Lena is schrijver inmiddels en in de auto op weg naar haar huis in Frankrijk – opeens de sleutel vindt voor haar roman. Niet ik is een even pijnlijk als humoristisch zelfonderzoek naar de wortels van die liefde en een intieme bespiegeling over schaamte, seksualiteit, hunkering en eenzaamheid. ISBN 9789028223042 Uitgeverij Van Oorschot € 20

 

 

Dit is wat de pers schreef over Niet ik:

'Alweer een overtuigende roman die behendig met de lezersverwachtingen manoeuvreert,' schrijft Dirk Leyman in De Morgen. 'Een intiem zelfonderzoek over seks en schaamte, gegoten in een vaardige, thematisch veelkantige vertelling.'

Een mooie, heldere, recensie van Arie Kok in het Friesch Dagblad: 'Niet ik is een stilistisch en psychologischsterke roman, opgebouwd uit scènes waarin het schuurt en wringt. Het verschijnsel verliefdheid wordt van alle kanten bekeken, vooral in zijn pijnlijke contrasten. Nergens wordt het zoet of pathetisch. De verliefdheid op Dimitri is hardnekkig, maar van grote emoties en clichés blijven we verschoond. Het is voortdurend aantrekken en afstoten tegelijk, verliefdheid en schaamte gaan hand in hand.'

Een fijne recensie in TZUM van Miriam Piters.'Yolanda Entius beschrijft ingetogen wat het betekent om als meisje op te groeien in een wereld vol oordelen over hoe een vrouw zich hoort te gedragen. Niet ik gaat het gevecht aan met de gevoelens van schuld en schaamte die Lena als kind lieten vastlopen, zonder een peepshow van de ziel van Entius te worden.'

Thomas de Veen van het NRC is geïntrigeerd, maar heeft moeite met de stijl. 'Pas wanneer de verteller na tweehonderd bladzijden ontdekt dat ze niet hoofdzakelijk een intimiteitsprobleem heeft, wordt de toon helder en krachtig. Dat is het moment waarop ze anders gaat denken over die talloze "mini-MeTootjes, zaken die ik zo normaal was gaan vinden," en daarmee over hoe zij als vrouw geconditioneerd is.'

Jaap Goedegebuure in Trouw is lovend en roemt de frisse stijl. 'Deze roman mag dan beladen en uiterst precaire onderwerpen aansnijden, larmoyant wordt het nergens. Weliswaar gaat Lena af en toe flink tekeer, maar toch weet ze daarbij altijd tegenwicht in ironie en zelfrelativering te vinden. Maar het allerbeste tegen de valkuilen van het pathos en de sentimentaliteit werkt, gek genoeg, de ongegeneerde manier waarop we met de hoofdpersoon geregeld de grens tussen werkelijkheid en fantasie overgaan, op dezelfde verfrissende manier die we nog kennen van Entius' vorige roman.'

Niet ik is de 'absolute favoriet' van tijdschrijft Zin van deze maand.

'Een interessante reis in een personagegedreven roman' kopt Literair Nederland boven de recensie van Stefanie Katzenbauer

Fraaie bespreking van Elisabeth van Nimwegen in de Boekenpodcast op NPO Radio 1

 

 

omslag Niet ik

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

omslag Niet ik

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interviews

Ik had een leuk gesprek met Jaap van Straalen in LezenTV

In het Parool een interview over Niet ik met Marjolijn de Cock.

Op 4 maart was ik te gast bij Opium op Radio 4 en sprak met Annemieke Bosman.

Geen presentatie dit jaar, wél een gesprek had met mijn redacteur Frederike Doppenberg bij boekhandel Scheltema. Terug te zien op YouTube

Eerder al was ik te gast bij Letteren Live.Klik hier voor de link met YouTube.

ISBN 9789028223042 Uitgeverij Van Oorschot € 20

fragment
 

Ik had me voorgesteld dat ik in een of ander lokaal eerst kennis met mijn leerlingen zou maken en daarna zou poseren. Maar op de derde verdieping betraden we een enorme bedrijfshal. De ruimte was, vertelde Albert me van over zijn schouder, vanuit een of ander onderwijsconcept open. Er waren expres geen muren die de ene klas van de andere, of de ene afdeling van de andere, scheidden. In het midden van deze fabriekshal hield hij halt bij een provisorisch podium van tegen elkaar aangeschoven tafels.
Of ik me alvast uit wilde kleden – daar kon ik mijn kleren kwijt, hij wees naar een stoel – het klasje zat nog in een of andere bespreking en kwam er zo aan. Met samengeknepen billen, het stapeltje papieren nog altijd in zijn arm geklemd, maakte hij zich uit de voeten.
Ik deed mijn kleren uit, mijn jas, mijn trui, mijn T-shirt en mijn bh die ik, ook al had ik die al jaren niet meer nodig, toch maar voor de gelegenheid had aangedaan, en hing die over de leuning van het Thonetstoeltje dat Albert me had aangewezen. Ik rilde en voelde hoe mijn wangen, ondanks de kou, gloeiden als een peertje van 150 watt. Vliegensvlug – het was niet zozeer mijn naaktheid die me blozen deed als wel het uitkleden – ontdeed ik me nu ook van mijn spijkerbroek, mijn onderbroek en mijn sokken en klom op het podium. In het midden dan maar, dacht ik, laat ik maar in het midden gaan staan.
Daar stond ik. In het hart van een gigantisch knutselparadijs. Om mij heen werd gesoldeerd, geplakt, geschilderd en genaaid. Niemand die notitie van me nam; ik stond daar naakt te wezen, mijn armen langs mijn lichaam, mijn gewicht beurtelings op mijn linker- dan weer op mijn rechtervoet. Warm had ik het nog steeds niet, maar in mijn hals en onder mijn oksels was zich zo veel zweet aan het verzamelen dat het in kleine straaltjes langs mijn lichaam liep. Ook mijn bilnaad voelde nat en plakkerig. Nog even en ik zou gaan stinken. Stom, dacht ik, dat ik niet een handdoekje had meegenomen. En ik dacht er nog aan om af te stappen om desnoods met mijn sokken buik en oksels droog te wrijven toen ik aan Dimitri moest denken, de man op wie ik op de Toneelschool zo mateloos verliefd was geworden.

Liefdes zijn er in soorten en in maten. Die van een meisje voor een man, die van een man voor een jongen, of voor zijn hond of zijn Märklin treinen. Liefde voor jezelf. Gelukkige liefde, ongelukkige liefde, liefde voor een popster of idool, liefde die voorbij is, liefde die nog moet komen of maar niet voorbij wil gaan. Liefde waar je trots op bent, liefde waar je je voor schaamt, liefde waarvan je gaat gloeien of die je doet wenen. Liefde die op vriendschap lijkt of tot vriendschap leidt. Liefde die in haat vervalt, liefde die een MeTootje blijkt. Liefde die je van de daken schreeuwt of juist liever voor je houdt. Liefde die niets voorstelt en liefde die zich heel wat verbeeldt. En soms is dat hetzelfde.
Dimitri. In een Noord-Hollands schuurtje had ik me voor zijn ogen, voor zijn camera zelfs, uitgekleed of beter: omgekleed. Ik had een jurk aangetrokken, een belachelijke, seksloze jurk die ik op het Waterlooplein had gekocht. Nauwelijks twintig was ik geweest – de leeftijd die mijn leerlingen nu hadden – maar ik had me veel ouder gevoeld: veertig, minstens – de leeftijd die ik nu had, de leeftijd die Dimitri toen had.
En of het door de herinnering kwam, eerst aan mijn vader en later aan Dimitri, of aan die jurk, of gewoon door de verpletterende banaliteit van al die beweging om mij heen, die onaangedane bedrijvigheid; ik merkte dat ik stil begon te vallen. Ik stolde in de tijd. En hoewel het niets was vergeleken met de verlamming die me op dat perron zou bevangen, voelde ik paniek opkomen toen de secondes begonnen te vertragen. De tijd liep vast, ik liep vast. Een groepje studenten kwam, als een zwerm spreeuwen, mijn kant op gevlogen. Die gaan landen, dacht ik, en me onderschijten, maar ze staakten, als was het zo geregisseerd, in één beweging hun gefladder en kwamen gezamenlijk tot rust aan de voet van mijn sokkel. Een standbeeld was ik, midden op een reusachtig plein waar bussen, auto's, fietsers reden, waar voetgangers langs barokke gevels liepen, waar iedereen me aanstaarde. Niet alleen passanten en mijn leerlingen in spe, maar ook hij: Dimitri. Hij stond op zo'n vijftig meter van me vandaan. Meeuwen krijsten in de lucht, het staaldraad van een boot of vlaggenmast tikte ritmisch in de wind. Hij sloeg zijn ogen op, ik sloeg ze neer.
God, wat had ik me geschaamd, en wat schaamde ik me nu. Niet voor toen met hem – daar kon ik wel mee leven – en ook niet voor mijn fysieke naaktheid, maar voor het besef dat ik mezelf onmogelijk in de mij toebedachte rol kon zien. Ik was geen docent. Daar had ik geen camera of spiegel voor nodig. Die starende ogen zeiden mij genoeg: ik had hun niets te leren om de doodeenvoudige reden dat ik nog altijd een kind was. Niet dat ik me zo jong voelde. Integendeel: ik voelde me oud, maar een deel van mijn leven had stilgestaan, zo stil dat de jaren die mij scheidden van die jonge actrice in dat Noord-Hollandse schuurtje niet langer duurden dan die luttele secondes waarop ik op mijn sokkeltje verstijfde.